Met een diameter tussen de 20 en 300 nanometer zijn virussen zowat de kleinste organismen op onze planeet. Ondanks hun onwaarneembare kleine formaat is één specifiek virus er toch in geslaagd om de spotlight op te eisen in de voorbije maanden. Met enige verbijstering keken we met zijn allen naar de manier waarop sars-cov-2 de hele mondiale samenleving in een kramp deed schieten. We hebben nog geen zicht op de evolutie van het virus of de omvang van de economische schade. We weten nog niet welke impact dit zal hebben op de beleidskeuzes voor de toekomst en hoe we de uitdagingen van morgen als samenleving zullen moeten gaan aanpakken. Maar nu we stilaan met zijn allen ontdooien uit deze shock, willen wij als VWGC de kans niet rateren om de rest van de samenleving te inspireren om radicaal te herbronnen. Want wat we wel helemaal zeker weten, is dat we dringend een krachtig beleid nodig hebben gericht op de transformatie van onze zorg naar een populatiegerichte organisatie.
Allemaal hopen wij om snel terug te keren naar een dagelijks bestaan waarin er ruimte is voor ontspanning, genegenheid, fysieke nabijheid, … Allemaal hopen we dat het virus geen sluimerend vuurtje weet te vinden om de lange, lome zomerdagen uit te zitten en terug op te flakkeren wanneer in oktober de natte herfstdagen terugkomen. Maar hoop was wat achterbleef in de doos van Pandora. Van alle rampen die de goden van de Olympus wisten te bedenken, is het de enige ramp die de mens zichzelf kan besparen. Wij kunnen meer doen dan hopen op een toekomst die ons wel aanstaat. Wij kunnen die toekomst ook samen vormgeven!
Want de mens die zonder vrees de hoop laat voor wat ze is, kan bevrijd aan de toekomst bouwen.
Waar gaat het zorgdebat vandaag over?
Als vervolg op het Zorg aan zet festival, dat in de aanloop van de federale verkiezingen van 2019 zorg en welzijn op de politieke agenda probeerde te plaatsen, ondernam Zorgnet-Icuro vzw begin juni een nieuwe poging om de belangstelling voor het noodzakelijke zorgdebat te vergroten.
Zij organiseerden twee debatten, een eerste met experten en opiniemakers, gevolgd door een politiek debat. Uiteraard werden deze debatten overschaduwd door de coronacrisis die eind februari losbarstte. Bij de onderwerpen die tijdens deze debatten aan bod kwamen, plaatsen wij graag onze VWGC-visie.
De noodzaak aan eenheid van commando?
De coronacrisis maakte heel wat overleg tussen verschillende beleidsniveaus noodzakelijk. Dit bleek niet altijd even vlot te lopen. Een belangrijk punt van kritiek dat daarbij steeds terugkomt is de vaststelling dat de bevoegdheden inzake zorg en welzijn niet logisch en homogeen verdeeld zijn over de verschillende beleidsniveaus.
Als VWGC pleiten wij voor een sterke federaal georganiseerde solidariteit die de basis vormt om de zorg in ons land te financieren. Het federale niveau is daarbij het meest aangewezen niveau omdat het onlogisch zou zijn dat zorg een andere kostprijs kent voor een Franstalige Belg dan voor een Nederlandstalige Belg of een andere kostprijs heeft voor een inwoner van Brussel, Vlaanderen of Wallonië. Bovendien kenmerken solidariteit en het verzekeringsprincipe positieve schaalvoordelen, wat wil zeggen dat hoe groter de groep mensen is die instaan voor de solidariteit en de sociale zekerheid, hoe kleiner de risico’s worden voor de sociale groep als geheel.
“Wij pleiten ervoor om zorg zo dicht mogelijk
bij de burger te organiseren”
Naast deze solidaire federale financiering pleiten wij ervoor om zorg zo dicht mogelijk bij de burger te organiseren aan de hand van buurtzorgteams of eerstelijnsnetwerken. De steden en gemeenten zijn daarom een belangrijke partner in de organisatie van zorg en welzijn. Een overkoepelende overheid op Vlaams, Waals en Brussels niveau kan de gemeenten en de buurtzorgteams daarbij ondersteunen, maar belangrijk is dat deze bevoegdheden gewestelijk worden georganiseerd in plaats van via de gemeenschappen. Met het oog op een populatiegerichte zorgorganisatie pleiten wij er als VWGC voor om van gezondheidszorg een territoriale bevoegdheid te maken.
In Vlaanderen vormt de structuur van de eerstelijnszone een belangrijke aanzet hiertoe. Om volop in te kunnen zetten op de noodzakelijke paradigma-shift naar populatiedenken en doelgerichte zorg willen we daarom alle wijkgezondheidscentra aanmoedigen om zich mee te engageren in deze eerstelijnszones. Met dit engagement beogen we om binnen een termijn van 20 jaar (tegen 2040) de eerstelijnszones te doen evolueren naar een zorgorganisatie die zelfsturende zorgteams (=buurtzorgteams/eerstelijnsnetwerken), die actief zijn in die eerstelijnszone, kan aansturen. Tegen 2030 moet de eerstelijnszone op zijn minst verantwoordelijk en aanspreekbaar kunnen zijn voor de zorgorganisatie voor de in de eerstelijnszone wonende zorgpopulatie. Dit kan concreet gebeuren door inwoners van de eerstelijnszone via het Globaal Medisch Dossier (GMD) te linken aan een eerstelijnsnetwerk dat actief is in de eerstelijnszone.
Eerstelijnsnetwerken of buurtzorgteams dienen daarbij zelfsturende zorgteams te zijn die de operationele units vormen van een eerstelijnszone als zorgorganisatie. Als wijkgezondheidscentra moeten wij bijdragen aan de vorming van deze buurtzorgteams. Dat kan op velerlei wijzen, bijvoorbeeld door het openstellen van onze infrastructuur voor andere zorgverleners die deel uitmaken van het eerstelijnsnetwerk (vb. thuisverpleegkundigen kunnen gebruik maken van een eerstelijnsnetwerk-kabinet in het wijkgezondheidscentrum).
Het gevaar van hospitalocentrisme?
Heel wat focus van het debat wordt opgeslorpt door het residentiële zorgaanbod, met name de ziekenhuizen en woonzorgcentra. Er wordt sterk gepleit voor een hervorming van de ziekenhuisfinanciering in de richting van een forfaitair financieringssysteem. Dit zou een evolutie zijn die wij uiteraard alleen maar kunnen aanmoedigen.
Een heikel punt blijft echter de vraag naar meer handen aan het bed. Dat de verpleegkundige een knelpuntberoep is, heeft te maken met de verloning, maar ook met de perceptie van het beroep. Zo volstaat het niet om enkel de lonen voor verpleegkundigen competitiever te maken op de arbeidsmarkt en om de loonspanning binnen ziekenhuizen te verkleinen. Die loonspanning zet immers ook het complexe kluwen van koterijen binnen de ziekenhuisfinanciering op scherp. Ook de beeldvorming die van verpleegkunde in het ziekenhuis en het woonzorgcentrum een onaantrekkelijk beroep maakt, draagt bij aan het beperken van de instroom van nieuwe verpleegkundigen. Wat een vicieuze cirkel is aangezien er op die manier teveel werk is voor de beschikbare zorgende handen. Naast meer loon zou er daarom ook aandacht moeten zijn voor de werkdruk en de werkomstandigheden, zodat deze ruimte laten om niet enkel van het ene naar het andere bed te rennen. Zorgen voor gaat immers verder dan het louter stellen van een lichamelijke verzorgende handeling. Belangrijk daarbij om te vermelden is dat deze uitdaging niet beperkt hoeft te blijven tot de residentiële setting, maar ook voor de (thuis)verpleegkundige in de eerste lijn geldt.
Over de woonzorgcentra wordt steeds vaker vastgesteld dat het verhaal van de schaalvergroting en het benadrukken van de positieve aspecten van het bouwen van reusachtige rusthuizen stilaan is uitverteld. Dit narratief wordt steeds vaker vervangen door een verhaal van kleinere residentiële zorgcentra, die liefst worden ingebed in een buurt via een geografisch goed gekozen ligging met een bouwkundige link in die buurt en sociale verbanden via een buurtwerking.
“Dringend tijd om de eerstelijn op het voorplan te plaatsen”
Heel veel aandacht in het debat over zorg en welzijn gaat naar de ziekenhuizen en de woonzorgcentra. We mogen daarbij niet vergeten dat het zorgdebat over organisatie en financiering van de zorg begint bij de burger en dus de informele zorg en de professionele eerstelijnszorg. Dringend tijd dus om samen de eerste lijn op het voorplan te plaatsen!
Wat werd er in het debat door de politici opgepikt?
Wat betreft het politieke debat pikte elke partij een of meerdere nagels uit om op te hameren. Vaak draait het daarbij om het vraagstuk hoe de samenleving de financiering van zorg rond zal krijgen. Woorden als efficiëntie, investeren, groeinorm, … vliegen daarbij de kamer rond. Maar een eenduidige invulling van wat men daaronder verstaat blijft uit. Door het uitpikken van bepaalde aspecten en het links laten liggen van andere aspecten dreigt politiek voorbij te worden gegaan aan het feit dat gezondheidszorg en welzijnszorg een gigantisch kluwen zijn dat best in zijn geheel wordt benaderd wanneer men over hervormingen spreekt. Losstaand van de vraag omtrent eenheid van commando in beleid moet er daarom sterk worden ingezet op het afgestemd krijgen van alle betrokken partijen die moeten samenwerken om kwaliteitsvolle zorg te kunnen verlenen. Van de individuele zorgverleners tot elk beleidsniveau heeft iedereen een zekere rol te spelen en dus een zeker commando te voeren.
Wat ontbreekt voor ons nog in het debat?
Er moeten meer financiële middelen worden ingezet voor preventie en gezondheidspromotie. Deze investering moet op termijn aanleiding geven tot een daling van de uitgaven, vooral voor chronische aandoeningen, die volgens sommige berekeningen (denktank Itinera) tot 7 miljard Euro kan bedragen. Tijdens het debat drukte Lieven Annemans (gezondheidseconoom en ‘gelukprofessor’) het uit als volgt: ‘Elke euro die in preventie wordt geïnvesteerd levert 6 euro op voor de gezondheidszorg.’
“Het huidige financieringssysteem vervreemdt steeds meer van de zorgrealiteit van vandaag.”
Het huidige overlegmodel binnen het RIZIV botst steeds weer op grenzen die ervoor zorgen dat het huidige financieringssysteem steeds meer vervreemdt van de zorgrealiteit van vandaag. In een hervormde beleidsstructuur moet er ook aandacht zijn voor de hervorming van dit overlegmodel.
De stijgende aandacht voor welzijn kunnen we alleen maar aanmoedigen, maar die aandacht moet ook worden omgezet in beleidsdaden die gericht zijn op het verbinden van welzijns- en gezondheidszorg.
Conclusie
Het mag duidelijk zijn dat zorg en welzijn met een hogere prioriteit op de agenda van het maatschappelijke en politieke debat moeten staan.
Binnen dit debat moet het gaan om hervormingen die oog hebben voor zowel het globale systeem, als de individuele dagelijkse praktijk. Op een dergelijke wijze een debat voeren, kan maar als alle betrokken erin vertegenwoordigd zijn, in het bijzonder de eerste lijn.
De hervorming van zorg en welzijn moet vertrekken vanuit de burger die een zorgvraag ervaart. De buurt waarin die burger woont en het informele en formele eerstelijnszorgnetwerk dat zich rond deze persoon organiseert vormt de elementaire basis om de zorgorganisatie mee op te bouwen. Concreet betekent dit:
- Meer inzetten op interdisciplinaire buurtzorgteams die patiënten en mantelzorgers ondersteunen
- Eerstelijnszones ondersteunen bij het ontwikkelen van structuren om deze buurtzorgteams te ondersteunen en op termijn aan te sturen vanuit een populatiegerichte zorgorganisatie
- Ziekenhuisnetwerken organiseren zich in functie van en op de schaal van de eerstelijnszones en hun buurtzorgteams, zodat zorg naadloos kan overgaan naargelang de noden van de individuele zorgvragen
Meer weten?
Interessante lectuur:
- Goed ziek: Hoe we onze gezondheidszorg beter kunnen maken – auteur Ri De Ridder
- Beleidsnota gezondheidszorg door prof em. Jan De Maeseneer
Auteur: Tom Meeus – VWGC
Afb.: Op het Atomium hangt een vlag uit om de zorgverleners te bedanken voor hun inzet tijdens COVID-19